ZERO: na 50 jaar nog fris en fruitig

Renske Cramer Creatief artikel over zero foto van werkstuk Piene

Expositie van start met indringende performance van ZERO-voorman Piene

 

Portret van Renske CramerAfgelopen vrijdag was het dan zover. De expositie ZERO – Let Us Explore the Stars in het Stedelijk Museum Amsterdam opende haar poorten. Dat gebeurde in stijl: met de indringende performance The Proliferation of the Sun van de Duitse ZERO-oprichter Otto Piene. De tentoonstelling, die loopt t/m 8-11, illustreert hoe belangrijk de avantgardistische ZERO-beweging voor de beeldende kunst is geweest. Deze radicale kunst uit de jaren ‘50 en ’60 oogt nog actueel: veel werkstukken zouden bij wijze van spreken gisteren kunnen zijn gemaakt.

 

The Proliferation of the Sun is een 25 minuten durende multimedia-performance, die werd uitgevoerd in samenwerking met Sonic Acts Amsterdam. Ze bestaat uit honderden met de hand geschilderde glasdia’s en geluid. De kleurrijke, glinsterende vormen op de dia’s worden geprojecteerd op verschillende muren. De enorme projecties omringen de bezoeker en het licht lijkt van de vlakken af te spatten.

De indringende Venus von Willendorf (1963) van Otto Piene, die vooral bekend is geworden vanwege zijn kleurrijke schilderijen en gigantische buitensculpturen. (Olieverf en roet (!) op doek, 150 x 200 cm. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.)

Beeldprojectie Piene overweldigend

Met deze overweldigende belevenis creëerde Piene (1928 – 2014) ‘een poëtische reis door de ruimte’ en liet zien wat je zoal kunt bereiken met beeldprojecties. De performance was voor het eerst te zien in 1967. Destijds werd Piene bij de uitvoering van The Proliferation of the Sun bijgestaan door de kunstenaar Günther Thorn, die nu de leiding had over de heruitvoering in het Stedelijk Museum.

Piene wilde kunst herdefiniëren

Samen met Heinz Mack richtte Piene in 1957 de invloedrijke, Europese kunstenaarsbeweging ZERO op. In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog wilden zij de kunst transformeren en zo opnieuw definiëren. Ze hadden genoeg van de ellendige sfeer en de pessimistische tijdgeest na de oorlog. Het was tijd voor optimisme en een nieuwe creatieve aanpak. En hun boodschap sloeg aan.

2 x 7 bouten op rood 9/61 (1961) van Armando is een mooi voorbeeld van de alternatieve insteek van de ZERO-kunstenaars. Het werk is gemaakt van olieverf en staal op vezelplaat en meet 122,5 x 122,5 cm. (Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.)

ZERO: zoeken naar nieuwe wegen

In de jaren ‘50 en ‘60 van de twintigste eeuw zochten de kunstenaars van het ZERO-netwerk naar manieren om op radicaal andere manieren kunst te maken. Ze vonden elkaar in hun optimistische en innovatieve houding. Gezamenlijk begonnen zij tentoonstellingen te organiseren in hun eigen ateliers, galerieën en musea.

Naam bevorderde ‘branding’ ZERO

Ook produceerden ze samen kunstwerken, performances, happenings, tijdschriften, multiples en gedrukte uitgaven. De beknoptheid van het woord ZERO en zijn verstaanbaarheid in vele talen hielpen de groep in de jaren ‘60 een echt, internationaal ‘merk’ te worden. Wat niet voorkwam dat het gedachtengoed hier en daar onder een andere naam opdook.

Creatief met kurk: het fraaie Korkenrelief (1962) van Jan Henderikse. (Kurk op hout. Daimler Art Collection, Stuttgart/Berlijn. Foto: Uwe Seyl, Stuttgart).

Nul-groep: andere naam, zelfde ideëen

Zo werd in Nederland de Nul-groep opgericht door de kunstenaars Armando, Jan Henderikse, Henk Peeters, Jan Schoonhoven en herman de vries. In Frankrijk, Italië en België volgden gelijkgestemde kunstenaars – onder wie Jean Tinguely, Yves Klein, Daniel Spoerri, Jesús Rafael Soto, Lucio Fontana, Pierre Manzoni, Dadamaino en Christian Megert – een gelijksoortig artistiek pad.

Nog zo’n kenmerkend ZERO-kunstwerk: Nucleide (1964) van Arman. (Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.)

Kunstenaars in de ZERO-tentoonstelling

De expositie omvat werk van een groot aantal belangrijke kunstenaars:

Arman, Armando, Bernard Aubertin, Pol Bury, Enrico Castellani, Gianni Colombo, Dadamaino, Lucio Fontana, Hermann Goepfert, Gerhard von Graevenitz, Gotthard Graubner, Hans Haacke, Jan Henderikse, Paul van Hoeydock, Oskar Holweck, Yves Klein, Yayoi Kusama, Walter Leblanc, Adolf Luther, Heinz Mack, Piero Manzoni, Almir Mavignier, Christian Megert, François Morellet, Saboro Murakami, Henk Peeters, Otto Piene, Uli Pohl, George Rickey, Dieter Roth, Hans Salentin, Jan Schoonhoven, Jesús Raphael Soto, Daniel Spoerri, Jean Tinguely, Gunther Uecker, Jef Verheyen, Nanda Vigo en herman de vries.

Wat was de kern van ZERO?

Artistiek gezien kan de essentie van ZERO geformuleerd worden als het reduceren, concentreren en vernieuwen van artistieke vormen. Daarbij maakten de kunstenaars zichzelf geleidelijkaan los van de heersende kunstopvattingen van hun tijd. Ze wilden terug naar de basis en die vonden ze niet in De Kunst van hun tijd.

Van menselijke expressie en emotie…

Na de Tweede Wereldoorlog waren die stromingen de dominante kunstvormen. Kunstenaars probeerden in het reine te komen met de harde realiteit van de geschiedenis. Ze vierden hun nieuw gevonden vrijheid door zich in hun werk te richten op menselijke expressie en emotie. Veel kunstenaars van het ZERO-netwerk produceerden aanvankelijk ook werk in deze informele en abstracte stijl.

….naar de essentie van kunstcreatie

Maar in de loop van de jaren ‘50 maakten velen van hen echter een radicale omslag: zij brachten hun schilderkunstige handschrift steeds meer terug tot de essentie. Ze zetten zich af tegen het idee dat een kunstwerk het psychische en emotionele leven van de kunstenaar zou moeten verbeelden.

Hoe pakten de ZERO-kunstenaars het aan?

Ze experimenteerden naar hartenlust met alledaagse voorwerpen als spijkers, watten, veren, munten, banden en bierkratjes. En ze verkregen spectaculaire effecten door bijvoorbeeld

  • te ‘schilderen’ met vuur en rook
  • in objecten of materialen te snijden of erop te schieten
  • motoren te gebruiken om voorwerpen te laten bewegen
  • objecten te laten ontploffen

Belangrijkste ZERO-kenmerk: wit

Iconisch voor de beweging zijn de witte, monochrome werken die veel kunstenaars maakten. Natuurlijk waren de ZERO-kunstenaars niet de eersten die de schilderkunst door een extreme reductie opnieuw wilden definiëren. Collega’s als Malevich en Rauschenberg waren hen daarin al voorgegaan.

Intensieve zoektocht naar ‘witheid’

Maar ze omarmden ‘witheid’ in al haar variaties met zoveel enthousiasme en op zo’n grote schaal dat veel experts dit zijn gaan zien als de kern van hun artistieke vernieuwing. Bij variaties kunt u denken aan puur wit, wit materiaal met sneden, witte rasters en geplooide witte doeken gevuld met spijkers, veren. De witte sky was the limit.

Mijn favoriete voorbeeld van ‘witheid-kunst’: Concetto spaziale (1966) van Lucio Fontana. (Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.)

Ook andere kleuren en ruim baan voor licht

Maar ZERO-kunstenaars werkten ook met monochrome, felle kleuren als rood, geel, blauw, zwart en goud. Ze gebruikten graag glas en metaal om glanzende oppervlakken te creëren waarop licht vrij spel had. Zachte materialen als watten of fluweel zetten ze in om het visuele karakter van kunst te doorbreken.

Landschappen drager van ZERO-werk

Daarnaast was deelname van het publiek cruciaal bij de performances en manifestaties die de kunstenaars organiseerden. Dat gebeurde buiten op straat of in de weidse landschappen die ze zo bewonderden. Ze zagen die landschappen als het ultieme platform voor of drager van hun werk.

De ZERO-kunstenaars gebruikten niet alleen wit, getuige L’accord bleu (1960) van Yves Klein. Behalve verf gebruikte hij sponzen en steentjes. Die zijn bevestigd op een houten plaat van 199 x 163 x 13 cm. (Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.)

Boeiende ZERO-tijdreis ‘verplicht’ nummer 

Het Stedelijk heeft altijd een warme band gehad met ZERO. In 1962 was de eerste museale presentatie van de beweging in dit museum te zien. In 1965, kort voordat het ZERO-netwerk ontbonden zou worden, volgde een uitgebreidere tentoonstelling: Nul 1965. Dat was een van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de beweging. Nu, vijftig jaar later, wil het Stedelijk laten zien hoe de beweging de betekenis en vorm van de kunst blijvend heeft veranderd. Wat mij betreft een verplicht nummer in het lopende expositieseizoen!

Renske