tastend door dwaalhavens tijd
zoekt oude adem naar woorden
waarmee ik toch niets kan
niets ben en dan
zoekt oude adem naar woorden
waarmee ik toch niets kan
niets ben en dan
uren van rouw
peilloos
mededogen dat hapert en vervalt
tot kneedgedachten op het snijpunt
van gif en vergiffenis
van als en dan
gedenken wat geen naam heeft
nog niet niet meer
dat gretig vergeten tot bodemloosheid of
cyclisch geloven tot land verwatert verlucht
en dagen lang lopen ontdaan en onbereikbaar
door wisselstraten onvervulde stad en dan
wat vondsten troost nog
nat van zee en avondgloei
en langs logische lijnen gaat het verder
gaten worden provisorisch gedicht
tot wat laatste schaduw
en dan
uren van rouw
peilloos